Kosten raceactiveiten zoon deels aftrekbaar

Geplaatst op 31 maart 2011

De kosten die een bedrijf maakt zijn aftrekbaar van de winst. Dat geldt ook voor kosten van reclame en sponsoring. Gemaakte kosten zijn echter niet aftrekbaar als ze niet zakelijk zijn. Bij sponsoring wil het nogal eens gebeuren, dat niet zozeer de investering in de naamsbekendheid van het bedrijf voorop staat, maar dat het gaat om uitgaven die verband houden met een hobby van de eigenaar of zijn familieleden. Dergelijke uitgaven zijn geen zakelijke kosten. Een voorbeeld daarvan is de volgende casus.
 
Een bedrijf begon in 1995 als nevenactiviteit met de verkoop van karts en onderdelen van karts. Daarnaast werd er een raceteam opgezet voor de zoon van de dga. De kosten van het deelnemen aan racewedstrijden met karts werden als zakelijke kosten geboekt. De belastingdienst voerde in 1999 een boekenonderzoek uit bij het bedrijf. De uitgaven die betrekking hadden op het karten van de zoon werden geheel als privé-uitgaven aangemerkt. Vanwege de groeiende omvang van de handel in karts en onderdelen accepteerde de belastingdienst een deel van de uitgaven vanaf 1997 als zakelijk. Na 1999 werd de verkoop van karts en onderdelen gestaakt. De raceactiviteiten gingen door tot in het jaar 2003. De kosten van deze activiteiten liepen enorm op. In de aangiften vennootschapsbelasting werden deze geheel ten laste van de winst gebracht. De belastingdienst volgde de ingediende aangiften. Pas na een tweede boekenonderzoek ging de belastingdienst door het opleggen van navorderingsaanslagen over tot correctie. Aan de dga werden navorderingsaanslagen inkomstenbelasting opgelegd in verband met een uitdeling van winst door de vennootschap.
 
Volgens Hof Arnhem beschikte de inspecteur over een nieuw feit. De uitkomst van het eerdere boekenonderzoek en de naar aanleiding daarvan gevoerde correspondentie hoefden de inspecteur niet te doen twijfelen aan de juistheid van de ingediende aangiften. Het hof vond dat de uitgaven deels zakelijk waren, omdat de uitgaven in 1998 en 1999 verband hielden met nieuwe activiteiten van de vennootschap en na 1999 deels als werving voor een zusterbedrijf konden gelden. De inspecteur maakte niet aannemelijk dat de uitgaven uitsluitend waren gedaan met het oog op de persoonlijke behoeften van de dga. Het hof accepteerde van de kosten bedragen van ƒ 25.000 voor de jaren 1998 en 1999 en van ƒ 15.000 en € 6.806 voor de jaren 2000 en 2001. Voor het meerdere waren de bedragen niet aftrekbaar bij de vennootschap en was sprake van uitdelingen van winst aan de dga.

Meer weten?

Neem vrijblijvend contact op met Acfis.

Acfis Business Centrum RSS Feed LinkedIn
Algemene Voorwaarden. Klachtenprocedure. Privacyverklaring. Cookieverklaring.
Webdesign door Michel Kusters