(Im)materiële schade bij overschrijding redelijke termijn
Geplaatst op 17 juni 2011
Een uitzendbureau dat na een boekenonderzoek werd geconfronteerd met een naheffingsaanslag loonbelasting maakte in een procedure aanspraak op vergoeding van de schade die het bureau had geleden door de lange duur van de behandeling van het bezwaar.
Hof Arnhem wees het verzoek af omdat de rechter op grond van de Algemene wet bestuursrecht slechts de bevoegdheid heeft om de inspecteur te veroordelen tot schadevergoeding als het hoger beroep gegrond is.
Het uitzendbureau ging in cassatie tegen de uitspraak van het hof. Volgens de Hoge Raad schrijft de rechtszekerheid als algemeen aanvaard rechtsbeginsel voor dat belastinggeschillen binnen een redelijke termijn worden beslecht. Omdat de rechtszekerheid ook ten grondslag ligt aan artikel 6 van het EVRM (Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden), zocht de Hoge Raad aansluiting bij de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Daaruit volgt dat bij overschrijding van de redelijke termijn spanning en frustratie de grond vormen voor vergoeding van immateriële schade. De inspecteur kan in voorkomende gevallen tot vergoeding van die schade worden veroordeeld. Bij de beoordeling van de vraag of de redelijke termijn is overschreden geldt een arrest van de Hoge Raad uit 2005 als uitgangspunt. De termijn begint op het moment waarop de inspecteur het bezwaarschrift ontvangt. Bij overschrijding van de redelijke termijn geldt een tarief voor de schadevergoeding van € 500 per halfjaar dat de redelijke termijn is overschreden. Dit geldt zowel voor natuurlijke personen als voor rechtspersonen en andere entiteiten.
Meer weten?
Neem vrijblijvend contact op met Acfis.
Beperking kindmaatregelen aangekondigd » « Kabinetsplannen rondom auto