Fiscale eenheid ondanks buitenlandse tussenholding

Geplaatst op 24 juni 2011

Wanneer een moedermaatschappij de juridische en economische eigendom bezit van ten minste 95% van de aandelen in een dochtermaatschappij kan op verzoek van moeder- en dochtermaatschappij een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting worden gevormd. Moeder- en dochtermaatschappij moeten wel in Nederland gevestigd zijn om deel uit te kunnen maken van een fiscale eenheid. Het is niet nodig dat de moedermaatschappij direct de aandelen bezit; ook een belang dat wordt gehouden door tussenkomst van een andere vennootschap telt mee, mits deze vennootschap ook onderdeel is van de fiscale eenheid.
 
Een moedermaatschappij had een belang van meer dan 95% van de aandelen in een drietal kleindochtervennootschappen. Het ging om een belang dat de moedermaatschappij had via in Duitsland gevestigde dochtervennootschappen zonder vaste inrichting in Nederland. Deze Duitse dochtervennootschappen konden door het ontbreken van een vaste inrichting in Nederland geen deel uitmaken van de fiscale eenheid. Volgens de moedermaatschappij is de gestelde voorwaarde dat de tussenhoudster deel moet uitmaken van de fiscale eenheid om de kleindochters in de fiscale eenheid op te kunnen nenem in strijd met de vrijheid van vestiging. Een binnen de EU gevestigde tussenhoudster zonder vaste inrichting in Nederland kan namelijk niet voldoen aan deze voorwaarde. De moedermaatschappij verwees naar het arrest Papillon van het Hof van Justitie EU uit 2008. De rechtbank Haarlem is van oordeel dat de eis dat de tussenhoudster deel moet uitmaken van de fiscale eenheid in het nadeel werkt van grensoverschrijdende situaties omdat een keuzemogelijkheid ontbreekt. Een beperking van de vrijheid van vestiging is alleen toelaatbaar als daarvoor een rechtvaardiging is en de beperking niet verder gaat dan nodig is om het doel daarvan te verwezenlijken.
 
Het toestaan van een fiscale eenheid in grensoverschrijdende situaties kan mogelijk leiden tot binnenlandse dubbele verliesverrekening. De weigering om een fiscale eenheid toe te staan in dergelijke situaties waarborgt de samenhang van de regeling van de fiscale eenheid, maar de vraag is of de regeling niet te ver gaat door te eisen dat de tussenhoudster in Nederland moet zijn gevestigd. Naar het oordeel van de rechtbank kan de doelstelling van de wetgever ook met minder beperkende maatregelen worden bereikt. De rechtbank meende dat de gevraagde fiscale eenheid moest worden toegestaan.

Meer weten?

Neem vrijblijvend contact op met Acfis.

Acfis Business Centrum RSS Feed LinkedIn
Algemene Voorwaarden. Klachtenprocedure. Privacyverklaring. Cookieverklaring.
Webdesign door Michel Kusters